Veilig in Zephyrs armen

Botticelli: De geboorte van Venus
Botticelli: De geboorte van Venus

Wie heeft Zephyr in zijn armen? Uit vrije wil want ze blazen samen en sturen de schelp naar ’t strand. Strooien bloemen op haar pad. Als bruidsmeisjes die, een mooi versierd mandje in de hand versierd met linten in de kleur van de jurk van de bruid, bloemetjes strooien voor het gelukkige paar uit. De blaadjes kermen wanneer ze verpletterd worden onder de maat 45 van de bruidegom. De scherpe hakjes van de bruid prikken de rozenblaadjes een voor een op tot er geen een meer bijpast.
Ik ben nooit een bruidsmeisje geweest. Oh, wat was ik jaloers op mijn vriendinnetjes die wel uitgenodigd waren en vrij kregen van school omdat hun tante trouwde. Ik droomde van rode lakschoentjes. Hier hebben ze allemaal blote voeten. Voor Venus is dat vanzelfsprekend, zij is helemaal naakt. Gelukkig dat haar lange blonde lokken haar edele delen kuis kunnen bedekken. Willen ze dat wel, zouden de lokken niet veel liever breed uitwaaien op de adem van Zephyr?

‘De schelp is glad van binnen, het valt niet mee om mijn evenwicht te bewaren, zal ik er vast uitstappen en naar de kant waden? Het water ziet er zo aanlokkelijk uit. Kijk, ze lokt me al naar haar toe, de Lente in haar roze en witte gewaden. Is het haar eigen kleed of wil ze het om mij heen slaan? Groene graspollen staan er op. Wat wil dat zeggen? Dat ik moet aarden, wortels laten groeien uit mijn voeten, of blijf ik drijven op het water beschermd door mijn vaders schelp?’ Ze schudt haar lokken los en wiebelt even heen en weer in haar wankele bootje. Haar gedachten drijven verder. Wat is ze mooi, de Lente, haar lichaam is volmaakt, zelfs witter dan een eerste sneeuwklokje als bode van de lente. Haar wangen zijn roze, de tere glans van theerozen, haar haren zijn lang, langer dan de mijne. Mij hoeven ze niet te bedekken. Ik heb mijn jurken, voor elke dag een nieuwe, speciaal voor mij geweven door de ijverige nimfen van ’t woud. Deze mantel is voor haar. Venus trekt haar haren als een cape om zich heen, verstopt haar naakte lichaam en roept de waterkant tegemoet. ‘Ik wil haar bedekken voor Zephyr haar in zijn armen neemt. Hij wil altijd meer, neemt geen genoegen met één vrouw. Blijft altijd op zoek naar die persoon die zijn koude hart blijvend kan verwarmen. Zijn lot is het om altijd op weg te zijn, schepen aan te blazen opdat ze kunnen aanleggen in de westelijke havens.’ Ze aarzelt kort en fluistert er achteraan: ‘Of te laten vergaan door zijn onredelijke stormachtige uithalen.’

‘Kom hier meisje, ik zal je hand vastpakken. Wees voorzichtig maak je voeten niet nat.’ Lente strekt haar hand uit maar raakt haar niet aan.
Om hem heen ritselt het riet zijn eeuwenoude woorden. ‘Wij zijn geduldig, buigen mee met elke wind. Ooit waren we beroemd toen van onze soort een mandje werd geweven om het leven van een kind te redden. Biezen zijn altijd beschikbaar. Wij houden van water, het is ons thuis.’ Een harde vlaag maakt hun verhaal haast onhoorbaar zachter klinken hun woorden, als een verloren melodie. ‘Onze taak is slechts symbolisch, zucht, voor ons is geen heroïsche rol meer weggelegd, zucht. In een hoekje weggemoffeld, diepe zucht, iel afstekend tegen de kaarsrechte stammen van het bos. En dan aanzwellend tot een strijdkreet. ‘Wij zijn zo waardevol zijn, breek ons af, slijp er een punt aan en hele bladzijden zullen gevuld worden met in inkt gedoopte zwierige krullen. Dankzij onze scherpe punten.’ Weg sterft het geluid, overgenomen door vogels in het bos, een knappende tak en voetenstappen op het zand.

‘Ik kom eraan!’
Ik stap van mijn schelp en zal nog een tel zweven in de lucht, boven water en land. Een tel nog ben ik als het schuim waaruit mijn vader mij gevormd heeft. Dan zullen mijn voeten het zand raken en kleven korrels zich aan mijn huid vast. Bedekken mijn naaktheid. Mijn blonde lokken zullen niet meer voldoende zijn maar de roze mantel verklapt mijn ware aard. Een mens van vlees en bloed, weg is de herinnering aan zee en schuim.
Als ik het koud krijg in de wind dan zal ik beschutting zoeken bij de bomen. Dan laat ik me aanraken, aankleden. Water zal me alleen nog maar schoon kunnen spoelen. Terug naar mijn oorsprong kan ik niet meer. Nog steeds staat ze fier rechtop in haar schelp de armen naast haar lichaam, haar kin omhoog geheven. Zephyr haalt diep adem om met een flinke stoot het scheepje op het land te plaatsen. De uitgestoken arm hangt nog in de lucht, het hele bos houdt zijn adem in en wacht.

‘Zal ik me laten vallen en mijn huid aan de schelp hechten? Dan laat ik me meevoeren door de golven.’ Het riet wuift deftig heen en weer zonder geluid, hun rol is uitgespeeld.
‘Jij Lente, jij kan voor schoonheid zorgen. De mensen zullen je waarderen. Maar ze zullen ook je bloemen plukken en hen laten verdorren, de bloesem vertrappen en de vruchten opeten.’

De tragedie is zo oud als de wereld, of je nu gelooft dat God daar een hand in gehad heeft of dat je de voorkeur geeft aan de evolutieleer van Darwin. Kijkend naar Adam en Eva zie je al snel waar het mis gaat. ‘Het is niet goed voor de mens om alleen te zijn’ sprak God, en schiep Eva uit Adam’s rib. De idylle bleef in stand tot de slang begon te spreken en de mens via een verboden vrucht de kennis verkreeg van goed en kwaad. Daar zet de tragedie in. Verlangens worden lang niet altijd vervuld, mensen komen tegenover elkaar te staan, worden op de proef gesteld en zullen hun broeder vermoorden. Elk volk kent zijn eigen mythes en zondvloeden. Ook dit verhaal haalt zijn inspiratie uit de oudheid en haar latere interpretaties.

De jonge vrouw dwaalt door de Ardennen, een omgeving die belast is door het vele bloed dat is in de loop der eeuwen gevloeid is. Met de loopgraven als gruwelijk hoogtepunt. Zie haar daar lopen, op haar rubberlaarzen, dikke shawl om de nek, handen diep weggestopt in de zakken. Een vrouw, in de bloei van haar leven, zoals mensen dat zo mooi kunnen zeggen. Op haar pad kwam Cupido, zich stierlijk vervelend, zat hij op zo’n hobbelbeest op de boulevard. Helaas waren zijn kwartjes al op terwijl hij nog helemaal geen zin had om eraf te klimmen. Geroutineerd plukte hij aan de veertjes op zijn pijlen. Spande soms zijn boog, mikte en liet ‘m weer verslappen. Toch bood dit spel niet genoeg om zijn verveling te verdrijven. Tot opeens viel zijn oog op die jonge vrouw, op het naastgelegen terrasje alleen aan een tafeltje met een glas wijn voor zich en een broodje garnalen. A dirty mind is a joy forever. De Fransen zeggen niet voor niets dat het naar garnalen ruikt als eufemisme voor de postcoïtale geuren. Anyway! Die garnalen drijvend in cocktail saus brachten hem op een briljant idee. Rücksichtslos, naar zijn aard, schoot hij zodra een man in haar nabijheid kwam een pijl in haar hart. Adonis bleek een wat stramme oudere heer te zijn. De tweede pijl schampte slechts langs zijn hals. Boos liet Cupido zich van zijn speelgoedleeuw glijden en vertrok op zoek naar moeder Venus op om in haar armen zijn nood te klagen.

De afloop van deze moderne versie van de ontmoeting tussen Venus en Adonis, klinkt u, beste lezer, vast bekend in de oren. Hij wendt zich van haar af nog voor hij de liefde geproefd heeft. Een moderne tragedie?

 

Ganzen

ganzen1Naar aanleiding van het gedicht Ganzen van Rutger Kopland.

De kluiten glimmen in de winterzon, de voren strekken zich uit tot de sloot hen stopt. Vette klei, vruchtbaarheid in diepe rust. Hier en daar wappert een grasspriet, ontsnapt aan de eg. Hazen hebben hun leger verplaatst naar graziger weiden. In de koude winterse lucht hangt doodstil een valk in jeugdkleed; slechts zo nu en dan bewegen de vleugels om met een paar slagen de positie te behouden. Geen veldmuis laat zich zien, de valk bidt gestaag verder. De grauwheid van zijn veren vallen extra op in het schelle zonlicht. Dan opeens een steile duik richting aarde en de grijpende klauwen vullen zich met wollige vacht en botten. Triomfantelijk zeilt de jongeling weer omhoog en met kalme vleugelslag verdwijnt hij aan de horizon.

Bezaaid met stukjes ijs twinkelen de kluiten naar de zon, terwijl witte stapelwolken in de verte een volgende sneeuwbui aankondigen. De wind wakkert aan, een vleug noordpool meevoerend. Harm trekt zijn kraag omhoog en duikt dieper weg in zijn sjaal. Eten en gegeten worden, dat is de natuur. Als jongentje van een jaar of zeven was het zijn grootste sport om uilenballen uit te pluizen en te proberen om van de losse muizenbotjes weer een volledig skelet te maken. Zijn voeten, gestoken in afgetrapte kistjes, doen pijn, de kou bijt in zijn tenen. Hij stampt. Klontjes droge klei strooien in het rond. Zijn tenen wiebelen in de te wijde neuzen, zijn linker grote teen schuurt langs het gat in zijn sok en trekt zich klem. Met zijn hand boven zijn ogen tuurt hij tegen de zon in de hoop de valk en zijn prooi ergens te ontdekken. De donkere glazen van zijn zonnebril geven de kluiten een romantische aanblik maar er beweegt niets in zijn blikveld.

Lees meer

Het been

hetbeen1
Foto: Flickr

Het regent, de herfst is vroeg dit jaar. Trage druppels glijden langs de ruit naar beneden. Minoush staart ernaar. Haar ogen kunnen de druppels niet vasthouden. Steeds glijden ze weer uit haar blikveld. De natte kou van buiten houdt haar gevangen en bibberend trekt ze haar vest strakker om zich heen. Wie mooi wil zijn moet pijn lijden. Oma’s stem klinkt in haar hoofd. Meteen voelt ze weer het harde trekken aan haar haren wanneer de zoveelste hardnekkige klit er door oma uitgekamd werd. Die bitse woorden terwijl zij het uitgilde van de pijn. Minoush schudt haar hoofd. Dit korte blonde pagekopje is haar nieuwste experiment. Die Oma, ze had wel meer van die wijsheden die maar al te waar zijn. Het vest is een dun niemendalletje, roze katoen met een geborduurde rand. Een beetje kleine meisjesachtig. Minoush had ‘t in een opwelling gekocht, om ook eens met de mode mee te doen ter afwisseling van haar eeuwig zwarte outfit. Veel warmte geeft het vest niet ondanks de felle kleur.
‘Bah, weer regen’
Uit de keuken komt het geluid van overkokende melk. Luid sissen vermengt zich met een ondragelijke stank. Een vage gaslucht drijft de kamer binnen. Nog steeds zijn haar ogen op de druppels gefixeerd. Buiten buigen bomen gehoorzaam mee met de wind, het groen van de bladeren krijgt hier en daar al een gouden randje. De wereld glimt van het verfrissende bad. Buiten huilt het en ik blijf droog van binnen. ‘Nou ja zeg, Minoush, zo kan die wel weer. ‘t Melodrama druipt van je af.’
Minoush trekt het vest nog strakker om zich heen en loopt langzaam richting keuken waar een witte ravage op haar wacht. De geur van aangebrande melk dringt haar neusgaten binnen. Met een boze ruk scheurt ze een stuk papier van de keukenrol en begint te deppen. Het restje melk is nauwelijks voldoende om de koffie in de blauwe beker te kleuren. Onmiddellijk komt een vettig vel boven drijven. Door scheef te houden blijft vel het plakken aan de binnenkant. De rafelige randen golven mee op de koffie. Met langzame teugen verdwijnt de koffie in Minoush’ keel. Als een warm beekje vindt het zijn weg door haar ijskoude lichaam. Zacht gejank onderbreekt haar gedachten vol zelfmedelijden. Met de staart tussen de poten sluipt Max naderbij. Wat zou er nou omgaan om in zo’n hondenkop? Waar is deze voorzichtige benadering aan te danken. Voelen honden de stemming van hun baasje aan of heeft Max gewoon geen zin om te gaan wandelen in de regen?
‘Ok, Max we gaan uit.’

Gehuld in haar oude zwarte regenjas en de capuchon diep over haar ogen, haar voeten in afgetrapte gympjes stapt Minoush naar buiten. Max glipt langs haar. De voordeur valt met een slag dicht in het slot. Nog voor het eind van het pad tilt Max zijn poot al op. Een eindeloze plas volgt. Minoush schuifelt onrustig heen en weer. ‘Kom op, beest.’
Regendruppels glijden precies langs de opening in haar kraag tussen haar borsten naar beneden. Na een felle ruk aan de riem loopt Max door. Onvermijdelijk sjokt hij achter haar aan richting park. Het gemeenteplantsoentje, dat door de dorpsbewoners met de weidse naam ‘Het Park’ gedoopt is, is eigenlijk niet veel meer dan wat miezerige struikjes rond een modderige vijver. Drie bekladde bankjes en een uitgebrande prullenbak maken het geheel er niet veel vrolijker op. Ooit bloeiden hier volop geurende rozen maar van de ene dag op de andere waren die gerooid en was de aarde omgeschoffeld. Navraag bij de gemeente vertelde het geijkte verhaal van bezuinigingen. Deze struiken hoeven maar een keer per jaar gesnoeid te worden en er hoeft geen onkruid gewied te worden. Minoush bukt zich om Max riem los te maken. Die aarzelt geen seconde en duikt weg in de struiken op zoek naar achtergebleven boterhammen of afgekloven klokhuizen. In het water zitten de eenden op een kluitje bij elkaar de snavels onder hun vleugels gestoken.

Lees meer

Zachte randen

Het eerste wat opvalt zijn de nagels met zorg geveild, alle scherpe randjes gladgestreken door de grove korrel. Lang geweekt in lauw water en met een fijn grijs schuurstokje zijn de laatste oneffenheden gladgestreken. Met een speciale olie werden de nagelriemen gemasseerd, teruggeduwd tot vlak onder de huid. De bleekroze nagel is met fijne haaltjes rood gelakt, de witte randen onzichtbaar geworden. Een parelmoer toplaagje versterkt de zacht koesterende glans. Verzorgde nagels berichten deze vrouw is met zorg omringd. Als een verschrompeld appeltje ligt de huid van haar vingers over de botten, soms ontsierd door bruine ouderdomsvlekken. Alsof er koffie gemorst is en niet opgeveegd, in tegenstelling tot de glanzende roodheid er vlak boven. Het witte plekje rond de ringvinger verraadt het verlies. De dunne gouden ring die daar jaren gezeten heeft is eraf gegleden, ongewenst verloren gegaan. Een tere huid ligt onbeschermd bloot. Op de pink rust nog een ring, de blauwe steen met het gegraveerde familiewapen is onbeschadigd de jaren doorgekomen. Het omringende goud, al enige malen opgelapt, vormt een veelkleurig mozaïek en wordt met een wollen draadje op zijn plaats gehouden.

Zachtjes aaien haar vingers de  zijden sjaal op schoot, de glans spat over, even lijken alle plooien glad. Een jongedame die de rok van haar eerste baljurk schikt, de uitgestrekte hand van haar danspartner aanneemt. De marmeren hand, met gemanicuurde nagels, van een officier, kent alleen warm water. Geen ruwe huid, gehard door kou en kluiten aarde. Ze schud onmerkbaar haar schouders en danst verder, licht als een veertje. Weer strijkt haar hand het zachte zijde van haar sjaal. De stof golft en kronkelt van genot en glijdt langzaam op de grond. Aarzelend zoekt ze steun bij de leuningen van haar stoel, ruwe stof vastgezet met de gladde ronde klinknagels. Met haar rug stokstijf, volgt haar wijsvinger het patroon van de geborduurde vogels. ’t Verbleekte groen van de takken en de blauwwitte vleugels die los te maken van hun achtergrond. Het hobbelt onder haar huid, kleine prikjes vertellen een brailleverhaal. De stoel is een erfstuk van haar grootmoeder. Een antieke vrouw in een oude stoel.

Een glimlacht speelt om haar lippen maar bereikt haar ogen niet. Even waande ze zich weer jong en vol idealen. Een knellende band om haar hart heeft de plek van haar korset ingenomen. Hoe lang geleden is het dat haar hand een andere raakte, dat zij huid voelde, warm kloppend. Geen stugge hondenharen, hoe dierbaar de geur haar ook is, kan dat gevoel vervangen.
Wat hield ze ervan om met haar handen over de zijne te glijden, de ruwe plekken te strelen en met kussen te bedekken. Soms smeerde ze geurige zalf op de kloven in zijn vingers. Dan lachte hij haar uit: ‘mijn prinses ruikt naar de stal, wat zal je moeder ervan zeggen.’ Ze snuft even aan haar handen, een zurige oude vrouwenlucht vermengt zich met het scherpe aceton. Ze bukt en pakt de sjaal op en wrijft ermee langs haar wang, rilt.

Tegen de stoel leunt haar stok, jarenlang gebruik gepolijste de knoest en past feilloos in haar hand. Haar zoon had ‘m in het bos gevonden. ‘Dit is voor jou mama.’ Moeizaam loopt ze richting raam, warmt haar handen boven de radiator, wentelt ze heen en weer in de warme lucht.  Buiten is het koud, ze zal vandaag maar binnen blijven.

Bruiloft in Kana

1 Koningen 17: 15-18, 22-24, Johannes 2: 1-12.

Zusters en broeders,
Wat bezielde Maria om dit van Jezus te vragen? Wat verwachtte ze, dat hij een wonder zou doen? Wat moeten we met dit wonderlijke gesprek tussen moeder en zoon waar veel commentaren mee worstelen om er nog iets van te maken. Het is belangrijk om het niet te zien als een stekelig familieonderonsje waarbij de zoon zich losmaakt van de bemoeizuchtige moeder.

In het verhaal van Johannes was Jezus te gast bij een huwelijk. De vrienden van de bruidegom halen ‘s avonds in een optocht met fakkels de bruid op in haar vadershuis en brengen haar naar het huis van de bruidegom. Daar zit iedereen aan het bruiloftsmaal, het feest dat volgt zal maximaal zeven dagen duren. Het is de verantwoordelijkheid van de bruidegom dat er voldoende wijn aanwezig is voor al die dagen. Wanneer hij in gebreke blijft, kan hij zelfs voor de rechter gesleept worden. Het spant er echter wel om, of dit inderdaad zal ‘geschieden’. Wanneer de wijn op blijkt te zijn. En wijn is in de Bijbel de drank van het Koninkrijk. Zo is het eerste wat Noach doet, wanneer hij na de zondvloed voet aan land zet, een wijngaard planten, brengen de verspieders, die het beloofde land verkennen, een enorme tros druiven mee en spreekt de profeet Amos over het komende Rijk van God in termen van ‘dan zullen de bergen druipen van jonge wijn’. De wijn is op, te Kana in Galilea. Er lijkt iets te haperen waardoor het feest van het Koninkrijk niet door kan gaan. Het feest zal waarschijnlijk stoppen en misschien zal het huwelijk niet door gaan. Gelukkig voor onze bruidegom is zijn tante Mária, de weduwe van Jozef op het feest.

Maria, de moeder van Jezus, is degene die de mensen dan op Jezus wijst. Zij heeft in dit verhaal de rol van een voorgangster, ook al lijkt het alsof Jezus afstand van haar neemt door tegen haar te zeggen: ‘Vrouw, wat heb Ik me u van node?’ Mogelijk wil Johannes hiermee benadrukken, dat Jezus zich in dit eerste openbare optreden meer een zoon van zijn Vader dan van zijn moeder betoont.

Kunt u dit voor zich zien, het benevelde gezelschap aan tafel. Maria merkt, als enige, dat de wijn opraakt, terwijl het feest nog maar nauwelijks aan de gang is. Zij is als weduwe gewend om op haar oudste zoon te steunen en doet een beroep op hem, Jezus luister eens even, de wijn raakt op. Bespaar onze familie de schande, doe wat. Wat verwacht ze van Hem? Dat Jezus onmiddellijk zijn creditkaart trekt en naar de dichtstbijzijnde Gall en Gall rent of rekent ze op een wonder? Hoe dan ook Maria verwacht iets van Jezus, en hij geeft haar een uiterst merkwaardig antwoord. Letterlijk zegt hij zelfs ‘wat is er tussen jou en mij?’, vaak vertaald met ‘bemoei je er niet mee.’

Lees meer

Filemon

filemon1Uit de brief van Paulus aan Filemon:
8. In mijn verbondenheid met Christus heb ik het volste recht u te zeggen wat u moet doen, 9. maar vanwege uw liefde doe ik u liever een verzoek – ik, Paulus, een man van respectabele leeftijd, die gevangenzit omwille van Christus Jezus. 10. Ik zou u om een gunst willen vragen voor Onesimus, die tijdens mijn gevangenschap mijn kind is geworden. 11. Hij was u destijds niet van nut; nu kan hij echter niet alleen mij, maar ook u goede diensten bewijzen. 12. Ik stuur hem naar u terug, hoewel hij me na aan het hart ligt 13. en ik hem graag bij me gehouden had…

Er bestaan er veel vooroordelen over Paulus en is niet iedereen enthousiast over zijn brieven. Daarom heb ik gekozen uit dit korte briefje aan Filemon omdat Paulus hier vooral naar voren komt als vredestichter en niet zozeer de vrouwonvriendelijke betweter.

Dit kattenbelletje is geschreven vanuit de gevangenis in Rome aan de rijke zakenman Filemon, in wiens huis de gemeente van in Kolosse samenkwam. Paulus zet hoog in, hij dankt altijd God als hij Filemon noemt in zijn gebeden. Immers hij hoort de mensen spreken over diens liefde en trouw aan het geloof. Paulus doelt hiermee op de houding die het evangelie van de mens vraagt tegenover zijn naaste. Daarop doet hij een beroep met betrekking tot een weggelopen slaaf, Onesimus. Paulus komt niet met pasklare oplossingen voor de ontstane situatie, stelt geen eisen, maar doet een goed woordje voor de slaaf. Wiens naam Nuttig betekent! Dat was hij echter niet omdat hij weggelopen was uit de huishouding en voor Filemon onbruikbaar geworden. Door Paulus is hij echter bekeerd tot het Christendom wat hem nu zeer bruikbaar maakt. Daarom zendt Paulus Onesimus terug naar Filemon. Paulus ontkent niet dat hij schuldig is. De terugkeer dan ook niet zonder risico, maar wel vrijwillig en dat duidt op een ingrijpen van God.

Een bijzondere schadevergoeding
De schade wordt vergoed: Filemon krijgt meer dan een slaaf terug, hij krijgt een geliefde broeder. Dat hoeft niet te betekenen dat Paulus wil dat Onesimus vrijgelaten wordt, maar wel dat Onesimus als medegelovige gerespecteerd en behandeld wordt. Dit is heel wat anders dan onze huidige klaagcultuur waar bij schade door overmacht of natuurgeweld (aswolken) onmiddellijk geld van de overheid geclaimd wordt. Paulus stelt bewust geen eisen, en doet ook geen uitspraken over de verhouding tussen knecht en meester, zoiets kan tot scheuring leiden in de jonge gemeente. Hij wijst tactvol op de wijze waarop een gemeenschap van het geloof (in Christus) met elkaar omgaat en problemen oplost. Hij probeert een brug te slaan tussen Filemon en zijn voormalige slaaf. Onesimus is in de boeien van het evangelie een goede bruibare dienaar geworden!

Vol verwachting

volverwachting1
Foto: Flickr

 

De decembermaand is de maand van afwachten en verwachten. Kinderen hebben weer uit volle borst gezongen voor de Goedheiligman: ‘Vol verwachting klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard’.
Ten tijde van Sinterklaas klopten onze harten vol verwachting omdat we niet zeker wisten of we koek zouden krijgen of straf? Het is maar afwachten of je de cadeaus krijgt waar je om gevraagd hebt. En met kerst? Ik geef liever geen cadeaus met kerst, omdat we met de hele familie uitgebreid Sinterklaas vieren met surprises en licht vermanende gedichten. Wat verwachten wij van kerst? De kerstmusical, mooie liedjes van de kinderen, een mooie boom in de kerk (is die al gevonden en omgehakt?). Of worden je kerstverwachtingen getemperd door lastige familiekwesties die opgelost moeten worden voor hét diner?

Dit jaar zal ik met Kerstmis voorgaan in de dienst en ik ben me aan het bezinnen op de teksten en liederen. Ooit stond op het rooster een lezing uit Johannes in plaats van de vertrouwde woorden uit het evangelie van Lukas en ik herinner me de teleurgestelde reacties van gemeenteleden voor wie het geen echt kerstfeest kon zijn zonder het verhaal van het kind in de kribbe. Volgens de nieuwe bijbelvertaling, ligt het kind in een voederbak. Bij mij thuis las mijn vader op eerste kerstdag voor we gingen eten voor uit het evangelie van Lukas, uit hun trouwbijbel. En die ouderwetse woorden waren in mijn kinderoren heel vertrouwd al wist ik niet helemaal wat het betekende. Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. Wat gebeurde er wanneer Maria alles overwoog in haar hart? Was zij aan het piekeren ’s nachts tijdens de vlucht naar Egypte of was ze juist blij met alle geschenken van de drie wijzen? Wat overwegen wij in ons hart deze decembermaand? Zijn dat zorgen of hoopvolle verwachtingen, blijdschap of verdriet? En lukt het ons om met dat hart toch Kerst te vieren, door alles heen, steeds weer vervuld met nieuwe overwegingen en verwachtingen.

Er is een onderscheid tussen afwachten en verwachten. Je kunt jezelf afvragen: leef ik in afwachting van wat komen gaat of verwachten we nog iets van dit leven? Het is immers advent, de hoogste tijd om wakker te worden en je bewust af te vragen: waar sta ik? Waarvoor leef ik eigenlijk? Of laat ik me meeslepen door de zuigkracht van de tijd, de commercie of de illusie van de suikerzoete reclames voor het kerstdiner. Kerst verwachten is een keuze maken. Is voor ons het leven ook meer dan eten en drinken, TV-kijken en achter de computer zitten? Waar maken we ons zorgen om? Wanneer je kerst verwacht, laat je hart, maar vooral je handen, vol van verwachting zijn. Als je alleen maar afwacht dan is het makkelijker, je moet een plekje in je agenda vrijmaken, zorgen wat te eten is huis te hebben of misschien wel zeggen ‘ik heb geen zin, kom maar een andere keer’. Het kerstkind verwachten is klaar staan zonder horloge of kalender, klaar staan voor anderen door bewust te leven en verder te kijken dan je neus lang is.

December is een maand van surprises, waarin wij ons mogen voorbereiden op de grootste surprise die je kan krijgen: in doeken gewikkeld geeft God ons zijn eigen zoon. Alle cadeaus van Sinterklaas zullen daarbij verbleken, want met Kerstmis gaat het om het geschenk van God zelf: vrede en welbehagen voor alle mensen.