Zomertuinen aan zee

zomertuinJesaja 35:1-10 en Marcus 7:31-37

Zusters en broeders,

Stelt u zich voor dat u luistert naar de sombere stem van een nieuwslezer: Rutte betreurt gevoel van miskenning van Indische Nederlanders, Libanese moslimleider opgepakt, zeker 40 migranten omgekomen op de Middellandse zee, ongeluk met Nederlandse bus op Franse snelweg. En dan opeens klinken woorden van het lied van een nieuw begin: Leliën draagt de woestijn, Rozen dragen de rotsen. Lente staat op je drempel. Aankomst van onze God.

Zo’n grote overgang maakt het bijbelboek Jesaja. Te midden van geruchten over oorlog, beelden van totale verlatenheid en in Jesaja 34 de woede van God, tegen alle volken: de wateren van Edom worden pek, zijn grond verandert in zwavel, het land wordt een grote pekoven … Dan zonder een adempauze of een overgang doorbreekt Jesaja 35 de wanhoop en verwoesting. Er klinkt opeens een stem die in poëtische termen een visioen schetst, het is niet duidelijk wanneer dit zal gebeuren: het is in de toekomst en tegelijkertijd ook in onze tijd. De woestijn zal zich verheugen! Dat is het volkomen tegendeel van een land dat verandert in zwavel en pek.

Dat eerste woord is meteen een veelzeggend woord. De woestijn. In het lied dat we gezongen hebben klonk het als de steppe zal bloeien, en bij een steppe zie je toch al wat gras en dieren voor je, de woestijn is een veel doodser beeld. De plaats waar die zomertuinen aan zee zullen ontstaan wordt bij name genoemd en onmiskenbaar: in de woestijn, in de woestenij. Dat is geen toeval. Gods komst en de belofte van zijn toekomst vindt plaats te midden van elk menselijk tekort, van eenzaamheid en verlatenheid.
De woestijn heeft verschillende betekenissen voor Israël. Het is zowel de plek om heen te vluchten, als een plaats van bevrijding. Genesis en Exodus. Het is bevolkt met gevaarlijke dodelijke dieren. Water is er schaars en het land onvruchtbaar. Het is weids, leeg en je kan er makkelijk verdwalen. In Psalm 107staat geschreven: soms doolden zij door de woestijn maar een weg in de wildernis, een stad, een woonplaats vonden ze niet. Ze riepen in hun angst tot de Heer – Hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren.
Want dat is de andere kant van de woestijn, het is een plaats waar de mensen leren vertrouwen op God. Hij gaf hen manna te eten en water uit de rots. Daarom zingt Jesaja’s woestenij een lied van een nieuw begin. Leliën draagt de woestijn, rozen dragen de rotsen. Hij slaat bronnen, ontbindt tongen, zangen, rivieren. Water welt aan je voeten en geen leeuw op je weg. Kromme, jij wordt recht. Woeste, jij wordt een akker. Wat geen woorden vermogen, Aarde, vrede zij u.

De aarde viert de gift van het leven. De droge dorre aarde zal net zo glorieus gaan bloeien en overvloed bieden als Gods genade voor de mensen. Het zal een openbaring zijn van Gods goede bedoelingen en zo wordt God zichtbaar voor ons, zegt Jesaja.  Dan veranderen zijn woorden van het futurum, naar de tegenwoordige tijd, de blik verschuift van de aarde naar de mensen die daarop lopen. Van dorre grond naar zwakke en angstige lichamen, en van groen en groei naar moed en kracht. Vanuit het visioen worden de mensen erbij betrokken: Bevende harten vat moed, strek je, slapende handen. Dove oren, ga open. Wankelmoedigen, hoort.
Jesaja geeft zijn toehoorders en ook ons, deze gemeente, een opdracht. Hij toont een paar handen die bibberig geworden zijn, zacht en week van ledigheid. Ze beven zo dat ze niets meer vast kunnen houden en kunnen niet langer het werk doen waarvoor ze bedoeld zijn. De opdracht is maak je handen sterk! Recht je rug, God geeft ons een paar knieën die je overeind kunnen houden en je niet laten struikelen. Wie staat zo stevig en gaat zijn eigen weg?

De profeet toont ons mensen wiens harten en geest bevangen zijn in paniek en hen zegt hij ‘wees niet bang, wees sterk’. En Jesaja heeft daar een goede reden voor, hij kent de bron van kracht en redding. Wanneer je je ogen opent en je oren spitst dan zie je God. God is hier, God zal komen. Te midden van alle dagelijkse rotzooi en menselijk onmacht en ellende klinkt dit lied om ons te bemoedigen en wakker te schudden. Gods komst gaat gepaard met iets bijzonders; de blinde ogen worden geopend en de oren van de doven gaan open. Een lamme man kan lopen zonder stok en een stomme tong zal zingen.
Zoals het water zal stromen door de woestijn en bloei mogelijk maakt, zo brengt God ons de mogelijkheid om te zien, te horen, te handelen en te spreken. Overspannen zenuwen kunnen tot rust komen en zwakke spieren worden sterker. Hoe dat eruit kan zien hoorden we van Marcus.

Een doofstomme man wordt door vrienden bij Jezus gebracht omdat ze hem misten. Hij hoorde niets en kon nauwelijks spreken, hij kon niet meer communiceren. Als we niet meer met elkaar kunnen communiceren, is er dan nog sprake van een gemeenschap, of is dat ieder voor zich? Deze man stond buiten zijn vriendenkring, hij deed niet meer mee aan het leven. En dan komen zijn vrienden bij Jezus en zij smeken hem de man weer terug te brengen bij hen. Ze vragen in feite om de man weer tot leven te brengen of in de woorden van Jesaja om hem in zijn kracht te zetten zodat hij tot bloei kan komen.
En Jezus neemt de man apart. Jezus slaat zijn ogen op naar de hemel en zuchtte diep. In de bijbel wordt zuchten onder andere in verband gebracht met barensnood. Het zuchten, tegenwoordig zouden we zeggen het puffen, van een kraamvrouw. Hoe mooi en indrukwekkend de geboorte van een kind ook is, het gaat niet zonder slag of stoot. Jezus gaat de man opnieuw het leven geven, hij zal worden wedergeboren, en daar hoort zuchten en puffen bij. En dan zegt Jezus: Effata! Ga open! Kom tot leven! Ga weer leven!
En meteen gingen zijn oren open, de man kon weer horen. En hoewel Jezus de omstanders vraagt niet te praten over wat er gebeurd is, doen ze dat natuurlijk toch, en ze zeiden: Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken. De steppe zal bloeien: De dode zal leven, de dode zal horen: nu leven. Ten einde gegaan en onder stenen bedolven dode, dode, sta op.

Te midden van al die ellendige berichten van de nieuwslezer over oorlog, ongelukken en dood, klinkt opeens: Effata! Ga open! Kom tot leven! Ga weer leven! Nu leven! Sta op! Het verhaal gaat opeens over lachende, klappende, zwaaiende, dansende bloemen in de woestijn. De steppe zal bloeien, dat is geen fata morgana! De woestijn, die dorre, rotsige, kale, hete, droge land, wordt een land van melk en honing, vol met vruchten en overvloed. En wij mensen, wij zijn niet meer bang, geen trillende handen en knikkende knieën meer, maar we zijn sterk met God aan onze zijde. Wij lachen en juichen. Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten. Verlamden zullen weer kunnen springen en stommen zullen jubelen en zingen en juichen.
En er zal water zijn, water voor wie dorst hebben, water voor het vee en water voor alle planten, bomen, struiken en bloemen om te groeien. Water stroomt uit de rotsen, watervallen worden beken, rivieren.

En dan, als we tot leven zijn gekomen, en lachen en juichen, als wij zullen horen en zullen opstaan, dan gaan we op weg. Want dat is het bijzondere van deze woestenij die tot leven komt, het blijkt een weg te zijn. De Heilige weg, naar Sion, het beloofde land. Sion, een van de heuvels van Jeruzalem, waar eens de stad van koning David lag en waar het Laatste Avondmaal zal plaatsvinden. Sion, waar eerst de tempel stond, de woonplaats van God.
Daar waar we eerst verdwaalden, ontstaat een duidelijke weg. Er is uiteindelijk geen gevaar meer, de dwaalwegen zijn verdwenen, want God heeft zich over de mensen ontfermd.  Dan mag je je omdraaien en terug keren met opgeheven hoofd en zonder te zuchten komen we thuis in de zomertuinen aan zee. Mensheid, hier is uw God.

Amen.