Bruiloft in Kana

1 Koningen 17: 15-18, 22-24, Johannes 2: 1-12.

Zusters en broeders,
Wat bezielde Maria om dit van Jezus te vragen? Wat verwachtte ze, dat hij een wonder zou doen? Wat moeten we met dit wonderlijke gesprek tussen moeder en zoon waar veel commentaren mee worstelen om er nog iets van te maken. Het is belangrijk om het niet te zien als een stekelig familieonderonsje waarbij de zoon zich losmaakt van de bemoeizuchtige moeder.

In het verhaal van Johannes was Jezus te gast bij een huwelijk. De vrienden van de bruidegom halen ‘s avonds in een optocht met fakkels de bruid op in haar vadershuis en brengen haar naar het huis van de bruidegom. Daar zit iedereen aan het bruiloftsmaal, het feest dat volgt zal maximaal zeven dagen duren. Het is de verantwoordelijkheid van de bruidegom dat er voldoende wijn aanwezig is voor al die dagen. Wanneer hij in gebreke blijft, kan hij zelfs voor de rechter gesleept worden. Het spant er echter wel om, of dit inderdaad zal ‘geschieden’. Wanneer de wijn op blijkt te zijn. En wijn is in de Bijbel de drank van het Koninkrijk. Zo is het eerste wat Noach doet, wanneer hij na de zondvloed voet aan land zet, een wijngaard planten, brengen de verspieders, die het beloofde land verkennen, een enorme tros druiven mee en spreekt de profeet Amos over het komende Rijk van God in termen van ‘dan zullen de bergen druipen van jonge wijn’. De wijn is op, te Kana in Galilea. Er lijkt iets te haperen waardoor het feest van het Koninkrijk niet door kan gaan. Het feest zal waarschijnlijk stoppen en misschien zal het huwelijk niet door gaan. Gelukkig voor onze bruidegom is zijn tante Mária, de weduwe van Jozef op het feest.

Maria, de moeder van Jezus, is degene die de mensen dan op Jezus wijst. Zij heeft in dit verhaal de rol van een voorgangster, ook al lijkt het alsof Jezus afstand van haar neemt door tegen haar te zeggen: ‘Vrouw, wat heb Ik me u van node?’ Mogelijk wil Johannes hiermee benadrukken, dat Jezus zich in dit eerste openbare optreden meer een zoon van zijn Vader dan van zijn moeder betoont.

Kunt u dit voor zich zien, het benevelde gezelschap aan tafel. Maria merkt, als enige, dat de wijn opraakt, terwijl het feest nog maar nauwelijks aan de gang is. Zij is als weduwe gewend om op haar oudste zoon te steunen en doet een beroep op hem, Jezus luister eens even, de wijn raakt op. Bespaar onze familie de schande, doe wat. Wat verwacht ze van Hem? Dat Jezus onmiddellijk zijn creditkaart trekt en naar de dichtstbijzijnde Gall en Gall rent of rekent ze op een wonder? Hoe dan ook Maria verwacht iets van Jezus, en hij geeft haar een uiterst merkwaardig antwoord. Letterlijk zegt hij zelfs ‘wat is er tussen jou en mij?’, vaak vertaald met ‘bemoei je er niet mee.’

Jezus gebruikt hier een Semitische uitdrukking, die je regelmatig tegen komt in antieke teksten en in het O.T.. De uitdrukking, ‘wat is er tussen jou en mij?’, is van toepassing op de verhouding tussen twee mensen, of twee volken. Het is een vaste formule waarmee je, in tijden van conflict, herinnert wordt aan wat je eerder beloofd hebt en afgesproken. Eigenlijk is hier sprake van een alarmbel.
In feite zegt Jezus tegen zijn moeder: ‘Vrouw, wat verbindt ons met elkaar?’. Daar wil ik twee aantekeningen bij maken. De eerste aantekening die ik wil maken is het beroep dat Maria doet op Jezus als een moeder op haar oudste zoon. Die verhouding bestaat niet meer. Hij is niet langer de timmerman uit Nazareth maar Jezus de Messias, die incognito door het land trekt en de mensen tot geloof oproept. Jezus schept afstand tussen zijn moeder en hem en geeft haar de kans om als gelovige vólgeling een rol te spelen in zijn leven.

De tweede aantekening die ik wil maken is een theologische. Jezus verwijst met zijn opmerking ‘wat is er tussen jou en mij?’ naar het verbond tussen God en mensen waarvan hij, Jezus, de levende belofte is. Alleen is het nú nóg te vroeg om dat nieuwe verbond openbaar te maken. Als Jezus op de bruiloft al een opvallend wonder verricht zou hebben, dan zou dat veel te veel aandacht op hem gevestigd hebben. Misschien zouden de Romeinen nog eerder lucht gekregen hebben van Zijn bestaan en Hem op hun tijd en niet op Gods tijd zijn gaan vervolgen.

We gaan opnieuw terug naar Jezus’ antwoord op Maria’s opmerking over het gebrek aan wijn. Terug naar de vraag: ‘wat is er tussen jou en mij?’. Hoe ging het eigenlijk verder in het verhaal? Maria had námelijk de bedienden de opdracht gegeven om alles uit te voeren wat Jezus hen op zou dragen. Zij vertrouwde erop dat Jezus zal helpen en zette daarom de bedienden aan tot daden. Jezus erkende haar vertrouwen en besluit de toekomst van het bruidspaar op een wonderbaarlijke manier te redden. Hij verandert water in wijn. Waarom deed hij eigenlijk dit wonder? Omdat Hij het perspectief wijder wil hebben dan deze ene bruiloft. Hij betrekt God erbij en toont dat een belofte, een verbond, niet eenzijdig is. Het moet van twee kanten komen, van God en van de mensen, een contract sluiten betekent dat beide partijen bereid zijn er iets mee te doen. God wil jou wel vertrouwen en ben jij bereid om op God te vertrouwen? Dankzij Jezus gaat het feest door met een overvloed aan wijn, van een superieure kwaliteit. Zes vaten vol!

Het is bovendien goed om te weten, dat zijn woorden aan het adres van Maria een citaat zijn uit het Oude Testament (1 Kon. 17: 18). Dat geldt ook voor de woorden van Maria: ‘Wat Hij u ook zegt, doet dat!’ (Gen. 41:55). Beide citaten zijn zorgvuldig gekozen, zowel in 1 Koningen 17 als in Genesis 41 gaat het over een tekort dat omgezet wordt in overvloed.

Die vaten met water die op het feest klaar staan zijn een verwijzing van Johannes naar het verhaal over Elia. Hij verwijst naar de kruiken van de weduwe, gevuld met olie die nooit opraakt. Daardoor blijven de weduwe en haar zoon en Elia in leven. So far so good zou je zeggen. Helaas is dat niet zo. Want wat er gebeurt er bij de weduwe? Zij heeft een vreemdeling, die zegt een man Gods te zijn, in huis genomen. In eerste instantie lijkt dat God haar beloont want ze hoeven niet meer te sterven van de honger. En dan slaat het noodlot toe. Haar enige zoon wordt ziek en sterft.

Op dit verdrietige moment horen we hetzelfde alarmbelletje dat de belofte in herinnering roept. Wanneer de weduwe tegen Elia zegt: ‘wat hebben wij met elkaar van doen? Veroordeel je mij zodat mijn zoon sterft?’ Zit zij nog in het spoor van belofte maakt schuld? Ze heeft te weinig vertrouwen dat het goed zal komen, ze heeft de hoop opgegeven. In haar beleving zijn dood en ongeluk de gevolgen van menselijk falen, van verkeerd genomen beslissingen. Net leek het nog dat God, de God die leven belooft heeft, echt leven geeft. Maar dan kán die jongen toch niet sterven?! En tóch gebeurt het! De betrouwbaarheid van God staat voor de weduwe op losse schroeven. Zij blijft passief. Elia handelt ondanks zijn geloofstwijfel en roept God aan.

Veel mensen worstelen met dezelfde vraag als de weduwe. Angst en wanhoop zijn sterker dan vertrouwen, en dan stort je wereld in: God kan zoveel vertellen, het komt toch niet meer goed. Heb je het eindelijk een beetje voor elkaar dan komt de volgende klap. Maria met haar blinde vertrouwen op Jezus, kan me wat. Zij hoeft zelf niets te doen, zij zet de bedienden aan het werk! Je gezondheid laat je in de steek waardoor je niet meer kan doen wat je graag zou willen, je verliest je baan of het gaat niet goed met je kind of kleinkind. Dan kan je jezelf de vraag stellen, kan ik nog wel bouwen op God? Hoe harder je weerstand biedt, hoe lastiger het is om nog een opening te zien.

Kunnen we in zo’n moeilijke wanhopige situatie tóch iets leren van Maria? Zij krijgt plotseling te horen dat Jezus haar niet meer als moéder erkent, maar wel als volgeling. Haar reactie is een blind vertrouwen dat deze stap nodig is.
Dat verklaart misschien haar antwoord: Daarop zei Maria tegen de bedienden:

Wat Hij u ook zegt, doe dat!

Maria liet zich niet van de wijs brengen door wat Jezus zei. Ze was er net op gewezen  wie hij werkelijk was, en ze vertrouwde Hem door dik en dun. Met deze uitspraak liet ze duidelijk zien dat ze Hem geloofde, en dat ze, ook na vermaand te zijn door Jezus, zijn volgelingen en gelovige bleef.
Vertrouw erop dat een mens het verschil kan maken. Door elke keer de vraag te stellen, ‘wat is er tussen jou en mij?’ Wat bezielt jou of mij? Ons geduld, ons zelfvertrouwen wordt constant op de proef gesteld door het leven. Het spreekwoord luidt niet voor niets, trouwen is een werkwoord. Vertrouwen is aanvaarding van de situatie, om van daaruit weer verder te kunnen leven. Het verschíl zullen we zelf moeten maken, wonderen komen zelden uit onze handen. Kunnen we in de deze nuchtere twintigste eeuw nog wel geloven dat water in wijn kan veranderen? Dat God het goede met ons voor heeft?

Waar zullen we bij de koffie over praten? Welke verhalen kunnen het verschil kunnen maken? Het gaat immers om verhalen, die we elkaar kunnen vertellen. Wanneer we terugkijken op ons leven kunnen we tekenen ontdekken die bemoedigen. Wonderen herkennen in alledaagse situaties.Wanneer we blijven zoeken naar wat ons met elkaar verbindt, ondanks de verscheidenheid. Wanneer we een boodschap uit dragen die klinkt vanuit de overeenkomsten, kan je proberen om de eenheid te bewaren. We kunnen namelijk altijd van elkaar leren, hoe veel we ook verschillen. Naar de ander luisteren, je afvragen wat hem of haar bezielt maakt iets los in jezelf en dwingt je tot reflectie.

Amen