De zaaier

zaaier

Jeremia 17:5-10, Marcus 4: 1-20. Aalsmeer 7 februari 2010

Zusters en broeders,

Jesaja schetst een prachtig beeld, met grootse gebaren spreekt hij over een nieuw verbond. Kom er maar bij, hier is water. Heb je hoger, kom maar hier, hier is gratis voedsel. Hij snapt wel dat mensen met droge monden en lege magen niet kunnen luisteren die zijn maar met een ding bezig hoe kom ik aan water en brood voor de volgende dag. Jesaja deelt ruimhartig uit. Kom maar hier en na een overvloedig maal, kun je luisteren Luister dan, open je oren voor wat ik jullie namens God te vertellen heb. luister en vertel het verder, aan je broer, aan je kind of aan je buurvrouw, aan ieder die het horen wil.
Vele jaren later was er weer een man die de mensen eten gaf en verhalen vertelde. Jezus sprak met behulp van beelden die weliswaar zo bekend zijn dat je geneigd bent te denken ach dat weet ik wel. Zoals een moeder soms ‘nou daarom’ zegt tegen de zoveelste waaromvraag van haar kind. Maar Jezus’ gelijkenissen verlopen net even anders dan je verwacht en leren ons om geen genoegen meer te nemen met een simpel ‘daarom’.
De gelijkenis van de zaaier is een van die bekende gelijkenissen die graag op op school en zondagschool verteld worden. Er zijn allerlei manieren om deze gelijkenis uit te leggen. Hierover is in de loop der eeuwen veel gediscussieerd onder bijbel wetenschappers. Soms wordt het uitgelegd als een allegorie, dan weer wordt de blik gericht op een aspect, bij voorbeeld de diverse soorten aarde.  Een overeenkomst is wel dat de gelijkenis verwijst naar het Koninkrijk van God.
De gelijkenis moet ons prikkelen en oproepen tot vragen en ons aanzetten om te horen. Daarom begint en eindigt het verhaal met de oproep tot horen: het woord van God wil gehoord worden. Mattheus toont ons Jezus als een Jesaja, daarmee plaatst hij het optreden van Jezus bewust in de lijn van de grote profeten van het oude testament. Wie oren om te horen heeft die mag vertrekken in vreugde en terugkeren, beladen met de goede opbrengst, met vrede. Gods Woord keert niet vruchteloos terug zegt Jesaja. Integendeel bergen en heuvels zullen juichen en bomen in hun handen klappen. Het lijkt wel een sprookje zo mooi als de toekomst hier geschetst wordt.
Ook lazen we uit Mattheus waar, met dezelfde grootse gebaren, werd gezaaid. Graankorrels die opkomen in halmen en vrucht dragen. Het graan vermalen kan worden tot brood om hongerige monden te voeden. Opnieuw klinkt hier de oproep om te horen, om te luisteren naar een verhaal.

Dit verhaal, dat ook wel de gelijkenis van de goede aarde wordt genoemd, werd door Jezus verteld aan een grote mensenmassa om hem heen. Mensen van allerlei slag, huidskleur en geaardheid die met open mond staat te luisteren naar wat Jezus hun voorhoudt. Ziet u dit plaatje voor zich? Wat nu, de wereld die Jezus hier schetst is lang niet zo mooi en vredig als die van Jesaja? Er is onkruid, onvruchtbare grond, vogels die komen pikken van de zaadjes.
Op zich schetste Jezus een vertrouwd beeld, het dagelijkse bestaan van de boeren die hard moesten ploeteren op stenige akkers, in een klimaat van natte winters en hete droge zomers. Waar alleen planten, die diep geworteld waren, voldoende vocht konden vasthouden en vrucht dragen. In het oude Testament staat het beeld van de wortel voor kracht en standvastigheid in het geloof. Zoals Jeremia zegt: Gezegend is de man die op de Heer vertrouwt, hij zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt als er hitte komt, maar het loof blijft groen, in een jaar van droogte heeft hij geen zorg en blijft vrucht dragen.
Een ander bekend probleem voor de boeren waren de distels en andere stekelplanten, die de wortels van de gewassen verstikten. Terwijl dit onkruid in tijden van droogte weer uitstekende brandstof opleverde. De oud oosterse mens was, meer dan wij ons als moderne, westerse mensen kunnen indenken, er diep van overtuigd dat zaaien en oogsten een wonder uit de hand van God is. Deze gelijkenis laat zien dat de mens deel uitmaakt van de werkelijkheid van God. Gods woord horen en ernaar handelen gaan samen op. God’s nabijheid ervaren is geen zaak van het aannemen van door mensen gemaakte leerstukken, het gaat meer om een wijze van leven. De gelijkenis kan een manier zijn om door onze werkelijkheid heen te prikken om de bedoeling van God te kunnen zien.

Daarom beschrijft Jezus geen typische boer, hij zaait niet heel zorgvuldig daar waar de beste grond ligt maar met brede gebaren. Overal waar het maar terecht wil komen. Dit was misschien een een moment waarop zijn omstanders verwonderd opgekeken zullen hebben. Wie zaait er nou zo royaal? Juist die royaliteit roept weerstand op. Zeker wanneer duidelijk wordt dat voor Jezus ook de melaatsen en de tollenaars mee mogen tellen. Het bijzondere van deze boer is dat hij bij het zaaien al rekening houdt met de rotsen, de vogels en de distels. Er is ook sprake van zaad dat zich laat oogsten. Daar is iets wonderlijks mee. Al valt het op dezelfde goede grond de een brengt dertigvoud op en de ander drie keer zoveel honderdvoud. Blijkbaar is goede grond alleen is nog geen garantie voor een goede oogst.

Wanneer we deze gelijkenis betrekken op onze werkelijkheid zou je het volgende beeld kunnen schetsen. Landbouw is techniek geworden; hoeveel kinderen weten waar het brood vandaan komt behalve uit de supermarkt. Of hoe in ananas eruit ziet behalve als de stukjes uit blik. Of we proberen we het verhaal te verstaan alsof het over onszelf gaat. We spelen zelf de rol van de grond, het zaad en de zaaier. We herkennen de rotsige ondergrond, de dorens en de vogels in onszelf. De moeite die wij hebben om het geloof vast te houden als we het te druk hebben met onze carrière of andere dagelijkse zorgen. Ook de rijke grond ligt in ons zelf, in ons verlangen naar meer dan de alleen zichtbare werkelijkheid. Ons verlangen naar zingeving.

Wanneer we ons focussen op het zaad of de aarde dan ziet het er niet goed uit voor ons. De kansen op overleven zijn klein. De wereld gaat aan zijn eigen succes ten onder. Mensen worden vervangen door computers en ieder moet het zelf maar rooien. Daarom wil ik eens goed kijken naar de zaaier. Het kan hem weinig schelen hoe de kwaliteit is van de grond, van het menselijk te kort. Hij ziet geen onkruid, dorens of  roofvogels. Hij maakt geen rekening op van winst en verlies. Hij zaait ruimhartig en overdadig. Het lijkt wel of hij roekeloos en inefficient om gaat met zijn gaven.

Laten we nog een keer naar het verhaal luisteren en ons focussen op de boer:
Er was eens een boer die op een dag naar zijn akker ging om zaad te zaaien. Een knecht had de dag ervoor al mooie rechte voren geploegd in de aarde. Terwijl hij het zaad in de voren gooit vallen sommige zaadjes buiten de lijntjes. Dit maakte de boer helemaal niets uit. Het was zelfs zo dat hij ervan genoot om de zaadjes kriskras over de voren de strooien. De zaaier ging zo op in het plezier om her en der te zaaien dat niet eens door had dat hij allang aan de rand van zijn akker gekomen was. Die wonderlijke boer wandelde over het landweggetje dat naar het dorp verderop leidde, steeds nam hij een handvol zaad uit de zak om zijn middel en slingerde ze alle kanten op, lachend en fluitend liep hij door. Sommige zaadjes landden op het asfalt, en werden platgereden door de auto’s die voorbij reden. Andere zaadjes vielen in de berm tussen de verdwaalde chips zakjes en lege colaflesjes en andere troep. Weer andere zaadjes werden opgegeten door koeien en schapen. Maar de boer trok zich er niets van aan waar het zaad terecht kwam. Hij ging gewoon door met zijn zaden toevertrouwen aan het landschap.

Zelfs toen de boer bij de buitenste straten van de stad aankwam, stopte hij niet met zaaien. Gehaaste forenzen toeteren luidt. Mensen houden hun mobieltje even van hun oor om hem uit te schelden. “Ga toch uit de weg oude gek” Maar de boer die zaaide voort. Sommige zaadjes kwamen terecht bij drugsdealers die ze probeerden op te roken. Anderen vielen op de stoep van de kerk, toen kwam de koster naar buiten en veegde ze weg. Een paar kleine zaadjes vielen op een haveloze zwerver die op een bankje in het park lag te slapen, hij pikte ze een voor een op en at ze als lunch. Dan zijn er nog de zaadjes die tussen de stoeptegels terecht kwamen en in bloei kwamen. Andere zaadjes vielen in een tuin en kwamen op in honderdvoud. De zaaier bleef zaaien waar zijn voeten hem brachten tot uiteindelijk de zon onderging. Die hele zomer bleef zijn zak vol met zaad tot het tijd was voor de oogst.

God is de zaaier. God is roekeloos met zijn goedheid en verspillend met zijn genade. God gooit zijn leven-gevende Woord als paarlen voor de zwijnen. God zaait met wijdse gebaren de zaden van Zijn Koninkrijk zonder op de aard van de aarde te letten. Want God kan het tegendeel omkeren in voordeel.  Hij hoeft geen winst en verlies rekening op te maken en geen bedrijfsstrategie te volgen. Hij zaait omdat hij weet dat een klein zzadje dat op vruchtbare grond valt een enorme oogst kan opleveren. Dan keert het Woord niet meer vruchteloos terug. Dan horen we het en vertellen het Goede Nieuws verder.

Om met de woorden van Jesaja te spreken: Waar dorens stonden, zullen cypressen groeien; waar distels stonden, groeit een mirtenboom; het zal voor de HEER een eer zijn,

een zegeteken voor eeuwig, dat nooit vernield zal worden.

 

Amen.