Brood met kaas

rapunzel1
Foto: Flickr

De zonnestraal zoekt aarzelend een weg over de vloer, laat de stofjes dansen en aait de muur. Daar spat het licht uiteen in regenboog van kleine flonkerende kristallen. Mira bukt zich en probeert de vonkjes te vangen met haar geopende handen. Ze dansen op haar witte huid, die des te scherper afsteekt tegen de donkere schaduwen op de kale muren van haar kamer. Het licht komt door een smalle spleet in de muur een metselfout die niet is weggepleisterd.

Ze beweegt zich, haar lichaam vloeibaar, met lome stappen bereikt ze de spleet die de zonnestralen toeliet. Weg zijn de speelkameraadjes het felle licht tekent haarscherp de contouren van haar magere ledematen. Haar lange vlecht sleept over de grond. Haar hoofd is zwaar van de vracht blonde haren. Mira trekt met haar voet haar stoel voor het raam. Haar vingers glijden langs de vlecht en blijven hangen bij de doffe plekken waar het haar broos geworden is. Mira trekt het elastiek aan het uiteinde los en maakt met de handigheid van jarenlange ervaring het haar los. De gespeten punten kriebelen in haar hand. Het haar kronkelt en golft over de leuning van de stoel. Mira masseert haar pijnlijke hoofdhuid.

Het noorderlicht wat zo geprezen wordt door schilders en hen tot grootse prestaties op zweept is koel en hard voor haar verlangen. Ze leunt achterover in haar stoel, de voorpoten wippen omhoog. Even hangt ze in een wankel evenwicht. De lucht staat stil. Alles houdt zijn adem in. Pats de poten raken de grond weer. Mira bukt zich om haar puzzelboekje en pen op te rapen. ‘Een werktuig van vijf letters eindigend op een –n.’ mompelt ze ‘schep, nee, dat zijn te weinig letters. Slechte gewoonte dat in jezelf spreken, dame. Verticaal dan maar. Naam voor een prinses negen letters. Mira past niet. Esmeralda.’

De klop op de deur ontgaat haar. Pas als het piepen luider wordt kijkt ze op. ‘Zo Jacob is het alweer thuis voor mijn lunch?’
‘Inderdaad, vandaag ben ik wat eerder dan anders; orders van beneden.’ Mira lacht maar niet van harte. Ze strijkt ongeduldig haar haren uit haar gezicht.
‘Zeg eens Jacob, wat zou jij doen als je voor de dertigste keer je antwoorden uitgegumd hebt en dezelfde kruiswoordpuzzel gaat maken? Gooi je het dan ook in de hoek? Kijk zo!’
Het gewraakte boekje vliegt rakelings langs de deur en stuitert de trap af. ‘Verdorie’ mompelt Mira ‘dat wilde ik ook weer niet.’
‘Kan ik U verder nog van dienst zijn? De ware Jacob knikt en doet buigend een stap achteruit. Zijn schoenen kraken, een stukje rode sok is zichtbaar onder het onberispelijke blauwe pak.
‘Vanavond staat spinaziesoep op het menu laat de kok weten.’
Deftig als hij is verlaat hij zonder verder op of om te kijken de kamer.
‘Oh, ja, Jacob er is iets dat je voor me mag doen. Ik zou graag wat papier willen hebben en een vergrootglas. Vraag maar aan die ouwe tang of dat toegestaan is.’
‘Zeker dame. Ik zal het doen’.
Mira steekt haar tong uit tegen de stijve rug die door de deur verdwijnt. De deur sluit zich achter hem, de sleutel wordt omgedraaid in het slot, de grendel ervoor geschoven.

Bestaat er wel een buiten, waar is de fabriek die vergrootglazen maakt? Misschien vroeg ik wel iets dat eerst uitgevonden moet worden. Mira staat op en gaat midden in haar kamer staan terwijl ze met automatische bewegingen de blonde lokken in drie strengen verdeeld het weer begint te vlechten. Ze staart uit het raam, zo ver het zicht reikt zijn er daken, een enkele keer afgewisseld met de roodbruine kruin van een boom, een krijsende meeuw en enkele spreeuw of wat kibbelende mussen. Buiten is het koud.

Mira duwt het kussen dat de harde stoel wat draaglijker moet maken in model en blijft met haar nagel hangen in een draadje. Ze bijt het gescheurde randje eraf en laat zich op het kussen zakken. De muren van haar kamer wijken weer uiteen. De zonnestraal kriebelt over haar neus. Op een moment van de dag straalt hij precies door de kier dwars door de kamer over de stoel heen en door het raam weer naar buiten. Mira probeert steeds dat moment te vangen en vast te houden. Het markeert de tijd, beter dan het Zwitserse reiswekkertje op haar nachtkastje.
Ooit als er genoeg stralen geweest zijn zal ze haar vlecht uit het raam hangen en komt er iemand haar redden. Eigenlijk is ze is te oud om nog in sprookjes te geloven. Wie er omhoog zou moeten klimmen weet ze ook niet. Jacob in geen geval die heeft te weinig fantasie, hij kan alleen maar orders opvolgen. Mira verliest zich in haar dagdromen. Het brood en haar glas melk staan geduldig op tafel.

Alweer gaat de deur open, langzame zware stappen komen de kamer in. Mira kijkt niet op of om ze laat zich nog steeds aaien door het springende licht. De oude vrouw draagt een bruin geruit mantelpak, haar benen zijn gekleed in een huidkleurige panty die in kringen om haar enkels hangt, haar voeten steken in degelijk zwarte stappers. Een gouden ketting met kruis eraan hangt om haar nek. Gouden ringen sieren haar oorlellen. Haar handen zijn kaal. Ze staart naar het blonde vlecht die als een slang op de grond gekruld ligt. Het is jaren geleden dat ze voor het laatst haar buit gezien heeft. Haar trofee. Maar voldoening heeft ze er niet meer van. Wat heb je aan een gevangene die niet protesteert, die niet schreeuwt en dreigt. Die jonge meid met haar mooie borsten bezit haar ziel in lijdzaamheid. Zwoegend gaat haar borst op en neer, de hoge trap heeft haar uitgeput.

Opeens slaat Mira haar ogen op, de ademhaling herkent ze niet, dit is Jacob niet, wie staat daar?
‘Jij’ krijst ze en springt overeind, met een ruk trekt haar hoofd haar naar achter haar vlecht kan haar tempo niet bijhouden. Trillend van drift zet ze een stap naar voren. De pijn in haar hoofd voelt ze niet.
‘Jij vuil kreng dat je bent, mij als losprijs eisen van mijn arme verdwaasde ouders. Wat doe je hier? Mij bekijken als een aap in Artis? Mooi niet hoor! Ik laat je niet, ik zal je ogen uitkrabben.’
Met uitgestoken handen rent Mira op de oude vrouw af. Haar vingers wit van spanning, roze nagels met scherpe witte randen vooruit. Dan blijft ze stokstijf staan, haar handen hangen in de lucht een decimeter van het gezicht van de vrouw. Een lichte lach speelt om de verwelkte mond, een vluchtig triomf trekt even langs haar ogen. Mira voelt zich als door een adder gebeten, haar drift zakt door haar voeten de grond in en een lome gelatenheid kruipt omhoog.
‘Denk maar niet dat ik je dat gun’ sist ze en draait zich om en leunt slapjes tegen de vensterbank van het enige raam. Als wachters in gelid staan de muren om haar heen. Kale witte wanden slechts onderbroken door een armzalige boekenplank. Erop ligt een hoge stapel verfromfraaide puzzelboekjes, haar bijbel, een enkele roman. Ze drukt haar gezicht opzij tegen het koude raam, haar adem maakt blosjes op het glas. Binnen in haar kolkt het en borrelt zwarte gal naar boven.

De oude vrouw loopt naar het keurig opgemaakte bed aan de linkerkant van de kamer en gaat voorzichtig op de goudkleurige sprei zitten. Ze wacht zwijgend af tot haar prooi vanzelf in haar val zal lopen. Stof dwarrelt neer en staakt haar spel. Lichtkristallen doven langzaam uit, het witte tl-licht overwint.

Zijn zakken zijn zwaar van alle kiezelsteentjes. Met grote precisie richt Joris zijn katapult naar het hoogste raam. Tik, tik, tik. Er gebeurt niets. Weer gooit hij een hand vol stenen tegen het raam. Hij kan haar silhouet duidelijk zien. Ze staat voor het raam. Waarom reageert ze niet?

‘Hoor jij ook wat?’ Haar stem klinkt onverwacht helder. Verwacht je bezoek? Ze laat een vileine lach horen.
‘Zo’n mooie meid als jij zal wel vrijers zat hebben.’
Mira zwijgt, ze drukt haar gezicht nog harder tegen het raam, het voelt heerlijk koel aan tegen haar brandende ogen. De lach hikt nog wat na en laat een drukkende stilte achter. Mira’ s maag rommelt. Het lijkt of de kamer opeens gevuld is met zuivellucht, de melk en de kaas nemen reusachtige proporties aan en absorberen het licht. De vette lucht wordt steeds dringender haar maag rommelt een luider antwoord.
Tik, tik, tik komt het van buiten en nog steeds beweegt Mira zich niet.

Joris haalt zijn laatste kiezels te voorschijn, hij is teleurgesteld, hij zou die meid wel even redden uit de klauwen van die heks. Hij droomt er al zo lang van de held te spelen. Toen hij in de kroeg voor ’t eerst hoorde over dat lekkere blonde ding, dat regelmatig voor het raam staat maar nooit naar buiten komt, begon zijn hart sneller te kloppen.
‘Oh, dat gaat mij wel lukken’ pochte hij. Hier ligt mijn kans. Met alle kracht die hij kan verzamelen werpt hij de laatste steen tegen het raam dat hoog boven hem uit torent. Hij wankelt en valt achterover in de brandnetels, zijn oor komt onzacht in aanraking met een verroest bierblikje.

Mira hoort de scherpe tik op hetzelfde moment dat ze het steentje ziet en nog doet ze niks. De drift heeft een lege huls achter gelaten.

De oude vrouw tilt haar langzaam haar benen op en strekt zich uit op het bed. Haar hoofd recht op het kussen. Ze zucht en sluit haar ogen. Binnen een paar tellen komt de rustige ademhaling die met slaap gepaard gaat. Mira kijkt op van het raam naar de gestalte op haar bed. Met een lome beweging die nauwelijks richting lijkt te hebben draait ze zich weer om, haar ogen glijden langs de openstaande kamerdeur, het grauwe tapijt van de overloop en de uitgesleten traptreden en komen tot rust bij het raam. Met twee handen grijpt ze ’t handvat beet en draait het om, met een duw gaat het raam open en stroomt frisse lucht de kamer binnen. Beneden op de grond is geen beweging te zien.

Op tafel staan nog steeds haar lunch. Hongerig schuift ze aan en terwijl ze met haar ene hand de boterham naar binnen propt, schrijft ze met de andere degen in de lege horizontale vakjes.