Het is al aan het ontkiemen… zie je het niet

IMG_2938

Preek van 13 december 2015
Jesaja 43:14-21; Lucas 1:67-80

Vanmorgen is het de derde zondag van Advent, zondag Gaudete, zondag verheugt u. Vorige week was het heel toepasselijk, op de dag na Sinterklaas, de zondag van vol verwachting klopt ons hart. Van verwachten naar verheugen is nog een hele stap. Wees niet bang, zo zegt Jesaja ons vanmorgen, wees niet bang om die stap te wagen. Dat is niet zomaar een kreet. Want de mensen tot wie Jesaja zich richt, zitten in een diepe geloofscrisis. Jaren geleden was het alweer dat Jeruzalem was verwoest. Het volk was gedeporteerd naar Babel. Ze hadden geprobeerd het geloof vast te houden. Maar door de jaren heen was er toch een zekere matheid en moedeloosheid over hen gekomen. Zeker, ze kenden Gods daden van verlossing. De uittocht uit Egypte … doortocht door de woestijn … intocht in Kanaän … De verhalen waren hen van jongs af aan bekend. Maar… Het lukte hen niet meer om moed te putten uit het verleden. Ze konden er alleen nog met weemoed aan terugdenken.
Het is veel makkelijker geworden om te jammeren en te klagen dan om zich te verheugen en te zingen: ‘Ja, vroeger, toen deed God nog grote daden …’ Toen deed God nog wonderen. Toen was Hij machtig genoeg om ons te redden. Nu niet meer… Ze hadden God dus als het ware opgesloten in het verleden. In de periode van de uittocht uit Egypte. De bloeiperiode van het koningschap van David. Maar dat was vroeger. Lang geleden.

En opeens krijgt Jesaja de geest en hij spreekt namens God deze machteloze en mismoedige mensen toe:
‘Blijf niet staren op wat vroeger was.
Sta niet stil in het verleden.
Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen
het is al begonnen, merk je het niet?
Ik, God maak iets nieuws! Ik was er niet alleen vroeger. Ik was er niet alleen voor jullie grootouders en voor generaties daarvoor. Ik ben er ook vandaag. Verheug je op iets nieuws!’

Op een wel heel wonderlijke manier begint God opnieuw. Hij baant een weg door de wildernis. Nu niet de weg door de bloeiende woestijn, maar de weg naar huis, vanuit Babel terug naar Israël. En let op! Het gaat verder dan dat, er is niet alleen sprake van terugkeer, er is juist sprake van ommekeer. God denkt niet langer aan de dingen die geweest zijn. Hij kiest voor een volstrekt nieuwe inzet. Bevrijding door vergeving leidt tot vernieuwing. Diezelfde woorden klinken later uit de mond van Johannes wanneer hij als roepende in de woestijn de mensen voorbereidt op de komst van Jezus.

Met de geboorte van Johannes is iets wonderlijks aan de hand. Lucas verwijs hier indirect naar Jesaja. Wanneer Johannes geboren is, is de hele familie in opperste staat van blijdschap, ze drommen samen om de wieg en willen de baby de naam van zijn vader geven. Zacharias. Nee, zegt Elisabeth heel beslist, hij moet Johannes heten, een naam die in de hele familie nog onbekend is. Zacharias die er tot dan toe het zwijgen toe moest doen omdat hij letterlijk zijn stem verloren had, kan weer spreken om Johannes zijn naam te geven. En hoe spreekt hij. Vervuld met de Heilige Geest komt een lofzang over zijn lippen. Hij herhaalt wat Jesaja gezegd heeft, God is onze redding uit de handen van onze vijanden, hij zal ons bevrijden van angst. Waarom doet God dat? Opdat wij mensen in staat zijn tot rechtvaardigheid. Zodat wij mensen leren om dienstbaar te zijn aan elkaar. In alle wereldse duisternis zal het licht zich om ons bekommeren, het zal schijnen bij de dood. Onze voeten zullen dankzij dit licht de weg naar vrede vinden.

Voor mij zijn het dierbare regels uit Jesaja. Stel u zich eens voor, ik zou u bijna vragen de ogen te sluiten. Op een stuk hei midden in de bossen zit een grote groep jonge mensen rondom een kampvuur. De vlammen verlichten de gezichten, van de jonge kampers, en de al wat wijzere leiding. Sommigen vechten tegen de slaap want de hele dag is er gespeeld, gezwommen in de Vecht, eten gekookt op houtvuur en dan keert de baldadige stemming om in een haast gewijde sfeer. De stemmen worden zachter, liederen klinken en er wordt een verhaal verteld. Dan staat de musileider op en deelt de kring in vier groepen, we gaan een canon zingen. Om beurten vallen de stemmen in: Blijf niet staren… blijf niet staren… blijf niet staren… Op deze zomerse avonden is mijn verlangen gegroeid om dominee te worden. Ik kende de verhalen van mijn overgrootvader die dominee geweest was in de Peel en daar ongelooflijk veel goed gedaan heeft voor de arbeiders in de linnenindustrie. Die inspiratie werd gevoed door momenten waarop je je opgetild voelt door een lied en je even beseft hoe mooi het kan zijn, het leven. En natuurlijk gaat het daarna weer gewoon door, tandenpoetsen, pyjama aan en in je klamme slaapzak kruipen in de tent. Ik ben theologie gaan studeren en heb me de laatste jaren steeds meer verdiept in de preek. Wat gebeurt er wanneer je voorgaat in een dienst, en met name hoe kan je je hoorders, je gemeenteleden er zo bij betrekken dat het meer wordt dan een mooi verhaal bij een kampvuur? Dat het vuur in jezelf aangewakkerd wordt.

Of om in de beeldspraak van de lezingen van vanmorgen te blijven, hoe wordt onze gemeentezang tot lofzang? Tot een lied van hoop die ons om doet keren en de blik op de toekomst richt. Is dat omdat we ervaren dat God ons telkens weer aanspreekt? Gods Geest inspireert mensen tot lofzang. Ook Jesaja houdt vol, door ervaring wijs geworden, omdat zelfs de koning niet altijd geloof hechtte aan zijn woorden. Hou op met klagen en terug zien op wat geweest is, maar houdt de hoop levend en geef het licht door. Daar gaat het om. Gods resultaten uit het verleden bieden wel een garantie voor de toekomst. Dit is geen goedkope reclameleuze maar werkelijkheid en daarom mag Jesaja ons deze woorden voorhouden: ‘Zie, Ik maak iets nieuws’ of Zacharias: ‘God heeft voor ons een reddende kracht opgewekt.’

Het valt niet altijd mee om je verleden los te laten. Om zonder wrok terug te kijken en de kwetsuren de je hebt opgelopen niet je toekomst te laten bepalen. We horen wel dat God ons van die last bevrijdt maar merken we daar nu dan al iets van. Mensen kennen jou, hebben een beeld van je gevormd mede op grond van waar je vandaan komt en zie je daar maar eens los van te maken. Gunnen we onszelf of de ander wel die bevrijding waar de bijbel over spreekt. En in hoeverre is het een persoonlijke bevrijding, en in hoeverre moeten we het verhaal doortrekken naar anderen. Naar onze medemensen, mensen met een oorlogsverleden, met een schuld die nog niet afgelost is, letterlijk of figuurlijk. Centraal staat hier de hoop, omdat we iets mogen verwachten kunnen we ons verheugen en kunnen we stappen zetten naar een ommekeer, naar een andere nieuwe beweging.

Wat weerhoudt ons om te zingen en te vertellen? Om de stap te zetten van verwachten naar verheugen? Verlegenheid, weinig vertrouwen in ons eigen geloof? In deze tijd ben je een uitzondering als je naar de kerk gaat en zegt dat je gelovig bent, je moet je er haast voor verdedigen. Kunnen wij in deze tijd waarin het individu voorop staat, nog geloof hechten aan de belofte van God dat hij ons zal bevrijden, ons weer op onze voeten zet en onze blik richt op een rechtvaardige wijze van samenleven? Wanneer je op God durft te vertrouwen omdat je op de een of andere manier geraakt wordt, op de een of andere manier je bewust wordt dat God aanwezig is in onze wereld, dan kan er iets nieuws ontstaan. Zo’n ervaring is voor iedereen anders.

Zoals de belofte van God dat hij zijn volk niet in de steek zal laten, van tijd tot tijd weer boven kwam bij de mensen van het Joodse volk. Wanneer ze de wanhoop nabij waren, kregen de mensen door de visioenen van de profeten weer hoop tegen de verdrukking in. Werd hun vertrouwen hervonden, soms maar voor korte tijd maar toch … God weet mensen moed in te spreken en te troosten. Ons nutteloze bang zijn voor machten die ons in bedwang hebben, kan plaats gaan maken voor een vaster vertrouwen.Er is iets aan het ontkiemen, er ontstaat nieuw leven. Dat vertrouwen in God verandert de mensen; het is een kracht die bezit van ons neemt. Vertrouwen kan ons minder bang maken, vertrouwen kan een mens vastberaden maken. Mensen die vertrouwen hebben, kunnen rechtop staan en stralen iets uit van mij doe je niets, mijn vertrouwen kun je niet ondermijnen.

Geloven dat God bij ons mensen betrokken wil zijn, op wat voor een manier dan ook, dat is waartoe wij vanmorgen opgeroepen worden. Jesaja en Zacharias roepen ons op om ons daarover en daarop te verheugen. Vroeger was niet alles beter. Wanneer wij niet blijven staren naar alles wat achter ons ligt, krijgen we oog voor tekenen van hoop. Zullen we op zoek gaan naar die kleine kiemen van leven? Zullen we ons laten raken door een woord, een lied of  het licht van een kaars? Zullen we dan ook onze vreugde daarover delen, met elkaar, met onze buren, met de vreemdeling die op ons pad komt?
Mensen verwacht de hoop die ons toekomt en verheugt U!
Amen